|
||||||||
Er was een tijd dat we de Portugese Mísia zonder omwegen onder de noemer “fado” konden klasseren, maar Het Leven had de voorbije jaren kennelijk een paar ingrijpende an allerminst aangename verrassingen in petto voor de zangeres: een borstkanker met chemo en herval op de koop toe, bracht met zich mee dat ze haar hele leven zag passeren en zich genoodzaakt zag niet alleen een balans op te maken, maar tegelijk een nieuwe invulling te geven, vanaf het moment dat de genezing in zicht kwam. Die strijd, dat traject, resulteert in de nieuwe, veertiende plaat van de zangeres, die erop stond de plaat de ondertitel “banda sonora” mee te geven, hoewel de film waar die soundtrack bij hoort, wellicht nooit gedraaid zal worden. De conclusie die de zangeres uit haar twee jaar lange ellende trekt is, dat ze helemaal veranderd is en toch zichzelf blijft: alles, vooral haar werk -dat zij als haarzelf beschouwt- is veranderd. Ze is van hemel naar hel en weer terug gegaan en de plaat bevat liederen over onverbiddelijkheid en passie, over bitter verlangen en gemis, afwezigheid, zwarte rozen, tranen en herboren worden. Dat hele proces heeft ook gemaakt dat Mísia zich niet langer ziet als Fadozangeres, maar als zangeres tout-court en dat zij haar muziek niet langer onder Fado-vlag wil zien varen, maar gewoon als “muziek”, vrij van regels, zodat ze niet langer tot een welbepaald genre behoren. Daarom noemt ze deze plaat ook geen fadoplaat, maar wel een plaat waar ook fado op staat; ze is zich ervan bewust dat de plaat bij momenten onaf, ruw en bijwijlen wollig of melig klinkt, maar dat beschouwt ze als de neerslag van het proces waar deze liederen over handelen. Hemel en Hel zijn de twee uitersten van de plaat, de een vertegenwoordigd door de Portugese gitaar, de ander door de bijwijlen flink scheurende elektrische gitaar en dat is volgens de zangeres geen kwestie van “poppy of modern” te willen klinken, nee, het is gewoon wat zij nu is en ze vraagt van de luisteraar dat hij moeite probeert te doen om de schoonheid te zien van de calvarietocht, die zijzelf gelopen heeft en oog te hebben voor haar wens: te leven en te zingen zonder angst om haar littekens te tonen. Nou, zo’n voorafgaande handleiding zal menigeen flink wat angst inboezemen, durf ik te denken en de plaat is dan ook allerminst “licht op de hand” te noemen. Schoonheid per strekkende meter is er echter volop te vinden op deze plaat: Mísia zingt beter en overtuigder dan ooit en de teksten van haar hand of van die van Tiago Torres da Silva, Miguel Torga, Vasco Graça Moura, de grote Amalia Rodrigues, Ana Carolina, Daniel Melingo en nog een paar andere schrijvers worden netjes in het Engels meegegeven, zodat de luisteraar ze zeker kan begrijpen. Dat levert alles bijeen een dikke vijftig minuten beklijvende muziek op, die je links en rechts een fikse tik tegen je oren verkoopt, zodat je, nadat je deze plaat beluisterd hebt, niet meteen meer overloopt van behoefte om meteen iets anders te beluisteren. De plaat, de eerste van Mísia 2.0 zullen we maar zeggen, hakt er bij momenten stevig in en het kernnummer van de plaat, “Destino” is op dat vlak het meest tekenende. Zelden een plaat gehoord, die zoveel sporen nalaat en ik hoop van harte dat het vanaf hier opnieuw erg goed mag gaan met deze zangeres, die ons ook in het verleden al zoveel mooie momenten van schoonheid bezorgde. Ik had deze plaat liever niet moeten horen, maar ik vind ze wel indrukwekkend mooi…. (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||